Wederrechtelijk verkregen voordeel uit bedrijfsmatige hennepteelt. Berekening.
Verdachte is veroordeeld wegens hennepteelt (230 planten) en het bezit van hennep (85 gram).
Het Hof onderzoekt de mogelijkheid van ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel uit deze feiten en concludeert dat verdachte uit het telen van hennep voordeel heeft gehad als bedoeld in art. 36e Wetboek van Strafrecht en dat dit voordeel geschat moet worden op € 4481,88.
Volgt de berekening van dit voordeel, rekening houdend met de omvang van de oogst, de gemiddelde opbrengst per plant, de verkoopprijs van hennep, de kosten voor aanschaf van stekken en voeding, de elektriciteitskosten en de investeringskosten.
Een zaak uit Roermond Juni 2004.
-----------------------------------
Terechte veroordeling voor het aanwezig hebben van meer dan 30 gram hennepproduct, ook al is dat afkomstig van vier planten uit eigen tuin.Bij X. zijn in de tuin vier hennepplanten aangetroffen en in de woning 466 gedroogde henneptoppen. Naar zeggen van X. zijn die afkomstig van de vier planten. X. beroept zich op de richtlijnen van het openbaar ministerie waarin gesteld wordt dat bij bezit van maximaal vijf hennepplanten politiesepot plaatsvindt.
Het hof overweegt dat het ten laste gelegde feit is geconstateerd op 10 oktober 2000, en dat toen nog de oude richtlijnen golden. Hierin wordt als algemeen uitgangspunt ten aanzien van hennepproducten verwoord dat maximaal vijf gram hennepproduct kan gelden als ‘geringe hoeveelheid voor eigen gebruik’. Voor het in bezit hebben van hennepproducten tot vijf gram wordt politiesepot toegepast. Dit geldt ook voor het in bezit hebben van maximaal vijf planten. Ten aanzien van de vier hennepplanten mocht X. er, naar het oordeel van het hof, op vertrouwen dat tegen hem geen strafrechtelijke vervolging zou worden ingesteld. Ten aanzien van de aanwezige hennepproducten geldt dit niet, voor zover zij de dertig gram te boven gaan. Dat de hennepproducten beweerdelijk van de vier hennepplanten afkomstig zouden zijn doet daar niet aan af.
-----------------
Vordering tot ontruiming tegen huurder wegens hennepteelt afgewezen; in casu is geen gevaar, overlast of schade vastgesteld.
De Woningstichting vordert ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de gehuurde woning nadat de politie bij een inval in de woning 89 hennepplanten heeft aangetroffen. Gedaagde heeft zich, door de exploitatie van een bedrijfsmatige hennepkwekerij in het gehuurde en het creëeren van een ernstige gevaarzettende situatie, schuldig gemaakt aan een ernstige toerekenbare tekortkoming. Artikel 7.2 van de algemene voorwaarden van de huurovereenkomst bepaalt dat de huurder het gehuurde als een goed huurder en overeenkomstig de eraan gegeven bestemming dient te gebruiken.
Gedaagde voert aan dat de hennepkwekerij een beperkte omvang had en plaatsvond in een schuur zonder direct gevaar voor de woning en voor omwonenden. Er heeft geen illegale aftapping van elektriciteit plaatsgevonden.
Het oordeel van de kantonrechter: "Het hebben van een hennepkwekerij in het gehuurde is op zich onvoldoende om de conclusie te rechtvaardigen dat gedaagde geen goede huurder zou zijn. Het gedrag van een huurder gaat de verhuurder pas aan als het gedrag overlast, schade of gevaar veroorzaakt of een aanzienlijke kans op een en ander in het leven roept of in strijd is met het huurcontract op een manier die ertoe doet. Van wanprestatie die een ontbinding rechtvaardigt kan dus pas gesproken worden als vast komt te staan dat de omstandigheden rondom de hennepkwekerij een gewichtige schending van het goed huurderschap opleveren.
De enkele omstandigheid dat gedaagde met de hennepkwekerij een eentje wilde bijverdienen is onvoldoende om aan de hennepteelt een bedrijfsmatig karakter toe te kennen en is derhalve onvoldoende om aan te nemen dat gedaagde het gehuurde heeft gebruikt voor een ander doel dan waarvoor het was bestemd, te weten bewoning.
De enkele bewering dat het een feit van algemene bekendheid is dat een hennepkwekerij (in welke omvang dan ook) een aanzienlijk risico van overlast en gevaar met zicht meebrengt, overtuigt de kantonrechter niet. Op geen enkele wijze is, bijvoorbeeld door een rapport van een deskundige of een energiebedrijf, aangetoond dat de ten processe bedoelde hennepkwekerij een ernstige gevaarzettende situatie vormde."
De woningstichting wordt opgedragen te bewijzen dat de omstandigheden rond de hennepkwekerij de ontbinding van de huurovereenkomst rechtvaardigen.
Het vonnis van 26 augustus 2004
De kantonrechter is van oordeel dat de woningstichting er niet in geslaagd is aan te tonen dat er daadwerkelijk gevaar, overlast of schade is ontstaan als gevolg van de hennepkwekerij. Een hennepkwekerij op zich is niet gevaarlijk, bezorgt geen overlast en veroorzaakt geen relevante schade. Dat men door een hennepkwekerij te onderhouden een of meer strafbare feiten pleegt houdt op zich geen wanprestatie jegens de verhuurster in. En dat zo'n kwekerij een bedrijf is is evenmin zonder meer beslissend.
Zaak van Augustus 2004